Ianthodon
| Ianthodon | |||||||||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| |||||||||||||
| Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
| Geslacht | |||||||||||||
| Ianthodon Kissel & Reisz, 2004 | |||||||||||||
| Typesoort | |||||||||||||
| Ianthodon schultzei | |||||||||||||
| Afbeeldingen op | |||||||||||||
| |||||||||||||
Ianthodon is een geslacht van basale synapsiden, behorend tot de Sphenacodontia, die tijdens het late Carboon leefden in het gebied van het huidige Noord-Amerika. De enige benoemde soort is Ianthodon schultzei.
Vondst en naamgeving
In Anderson County, Kansas, werd bij Putnam, in de ruimere omgeving van Garnett, een kilometer ten zuidoosten van de rivier de Iantha een steenblok gevonden met daarin zichtbaar fossielen van basale synapsiden. De beenderen werden ten dele toegewezen aan Petrolacosaurus en Haptodus, maar er leken ook resten in te zitten van een nog niet bekende soort. Een schedel werd uit het blok verwijderd en toen werd de binnenzijde daarvan verder blootgelegd.
In 2004 werd de typesoort Ianthodon schultzei benoemd en beschreven door Richard Kissel en Robert R. Reisz. De geslachtsnaam is een combinatie van een verwijzing naar de Iantha met het Oudgrieks ὀδών, odoon, "tand". De soortaanduiding eert de paleoichthyoloog Hans-Peter Schultze.

Het holotype, KUVP 133735, is gevonden in de Rock Lake Shale-afzetting van de Santonformatie die dateert uit het late Pennsylvanien, een Amerikaanse aanduiding voor de laatste helft van het Carboon, wat in dit geval overeenkomt met het Kasimovien, ongeveer 305 miljoen jaar oud. Het werd in eerste instantie beperkt tot de uitgeprepareerde schedel. Onderkaken en die postcrania die niet tot Petralocosaurus behoorden, werden toegewezen aan Haptodus. Nader onderzoek door Frederik Spindler wees echter in 2014 uit dat ook die tot Ianthodon behoorden, waarvan dus veel meer bekend was. Het aanvullende materiaal bestond behalve uit de onderkaken uit delen van het verhemelte, het achterhoofd, ruggenwervels, een mogelijke voorste staartwervel, een mogelijk cleithrum, het rechterschouderblad, het rechterravenbeksbeen en het linkeropperarmbeen. Het betreft een jong onvolgroeid dier zoals blijkt uit de onvolledige verbening. De beenderen lagen niet in anatomisch verband.
Twee specimina zijn aan de soort toegewezen. KUVP 133736 is een linkerbovenkaaksbeen. FO 176 is een rechterbovenkaaksbeen.
Beschrijving
Ianthodon is vermoedelijk een vrij kleine soort; de volwassen lengte is onzeker. De schedel van het holotype heeft een lengte van tien centimeter.

Er werden enkele onderscheidende kenmerken aangegeven. Een ervan is een autapomorfie, unieke afgeleide eigenschap, ten opzichte van de Sphenacodontia als geheel. Het foramen pineale ligt in de middelste lengte van de wandbeenderen. Daarnaast worden twee eigenschappen als "kenmerkend" aangegeven. Er staan drie tanden in de praemaxilla. De tanden in de kaakranden zijn kegelvormig en overlappen elkaar aan hun bases. Ianthodon verschilt van Haptodus in verschillende kenmerken. Er staan minder tanden in de kaakranden: twintig in het bovenkaaksbeen in plaats van drieëntwintig en eenentwintig in het dentarium van de onderkaak in plaats van vierentwintig. De achterste tanden in de kaakranden zijn slanker en sterker gekromd met smalle in plaats van gezwollen spitsen. Het aantal kleinere voorste tanden in het bovenkaaksbeen, geplaatst vóór het paar vergrote tanden, bedraagt vier of minder in plaats van zes. De tanden in de plaat overdwars van het pterygoïde zijn kleiner. De beenstijl naar de binnenste onderste gewrichtsknobbel van het opperarmbeen heeft een minder rechthoekig profiel. Daarbij moet bedacht worden dat de vergelijking betrekking had op Haptodus garnettensis waarvoor volgens Spindler een apart geslacht Eohaptodus benoemd moet worden.
De praemaxilla is opvallend klein. De voorrand ervan helt niet schuin naar voren en beneden en er is geen verdikking van het bovenkaaksbeen boven de hoektanden, beide basale kenmerken. Het postfrontale is achteraan ingekeept door het postorbitale, net als bij sfenacodontiden. Het wandbeen toont boven het slaapvenster een diepe inkeping van het wandbeen, een afgeleid kenmerk. Het prearticulare is niet gewrongen, een basaal kenmerk dat uniek is voor sfenacomorfen. De intercentra van de wervels zijn opvallend groot, een basaal kenmerk. De rug droeg geen hoog zeil van het Dimetrodon-type.
Fylogenie
Ianthodon werd in 2024 in de Sphenacodontia geplaatst, als meest basale soort van die groep. Hij werd als een goed model gezien van de laatste gemeenschappelijke voorouder van die groep.
Het volgende cladogram toont de positie in de evolutionaire stamboom volgens het beschrijvende artikel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
- Kissel, R.A. & Reisz, R.R. 2004. "Synapsid fauna of the Upper Pennsylvanian Rock Lake Shale near Garnett, Kansas and the diversity pattern of early amniotes". In: G. Arratia, M.V.H. Wilson & R. Cloutier (eds.). Recent Advances in the Origin and Early Radiation of Vertebrates. Verlag Dr. Friedrich Pfeil, 2004.
- Spindler, F.; Scott, Diane; Reisz, Robert. 2014. "New information on the cranial and postcranial anatomy of the early synapsid Ianthodon schultzei (Sphenacomorpha: Sphenacodontia), and its evolutionary significance". Fossil Record. 18: 17–30. DOI:10.5194/fr-18-17-2015.
