Megapterygius

Megapterygius is een geslacht van de Mosasauridae dat tijdens het late Krijt leefde in het gebied van het huidige Japan. De enige benoemde soort is Megapterygius wakayamaensis.
Vondst en naamgeving
In 2006 vond Akihiro Misaki op zoek naar ammonieten bij de piek van de Toyajo langs de rivier de Aridagawa in de prefectuur Wakayama het skelet van een mosasauride. Het was het meest volledige skelet van een mosasauride dat tot dat moment in Japan was aangetroffen. De vondst werd voorlopig aangeduid als de Wakayama Soryu (和歌山滄竜), de "blauwe draak van Wakayama". "Blauwe draak" of zeedraak is in het Japans de algemene aanduiding voor een mosasauride. Het fossiel werd geprepareerd in de middelbare school van Kanaya en daarna ondergebracht en bestudeerd in het Wakayama Prefectural Museum of Natural History.
In december 2023 benoemden beschreven Takuya Konishi, Masaaki Ohara, Akihiro Misaki, Hiroshige Matsuoka, Hallie P. Street en Michael William Caldwell de typesoort Megapterygius wakayamaensis. De geslachtsnaam is afgeleid van het het Grieks megas, "groot" en pteryx of πτερύγιον, "vin", "vleugel", een verwijzing naar de zeer grote achtervinnen. De soortaanduiding verwijst naar de herkomst uit Wakayama.
Het holotype, WMNH-Ge-1140240002, is gevonden in de Hasegawa Zandsteenafzetting van de Toyajoformatie die dateert uit het vroege Maastrichtien, ongeveer tweeënzeventig miljoen jaar oud. Het bestaat uit een skelet met schedel. Het bestaat uit schedelbeenderen, een reeks van veertig wervels uit de nek en de rug, delen van het bekken, beide voorvinnen, ribben en de linkerachtervin.
Beschrijving

De schedel van het holotype is tachtig centimeter lang. Dat wijst op een lichaamslengte van zo'n zes meter.
De beschrijvers stelden enkele onderscheidende kenmerken vast. De kaken zijn lichtgebouwd. De beennaad tussen praemaxilla en bovenkaaksbeen eindigt boven of juist achter de vierde maxillaire tand. De middenrichel op het voorhoofdsbeen is robuust. De vleugels van de voorhoofdsbeenderen zijn breed afgerond. De neergaande takken van de voorhoofdsbeenderen lopen evenwijdig. De tak van het postorbitofrontale naar het jukbeen steekt zijwaarts uit, de bovenste helft van de achterrand van de oogkas vormend. De tanden op de kaakranden hebben voorste en achterste snijranden die in dwarsdoorsnede toegeknepen zijn. De wervellichamen van de halswervels zijn verticaal afgeplat. De gewrichtsuitsteeksels van de wervels, de zygosfenen en zygantra, lopen door tot minstens de negentiende ruggenwervel, dus de achterste rug. De richting van de doornuitsteeksels verandert over de reeks van de achterste ruggenwervels van naar voren hellend naar achterwaarts hellend. De voorste en achterste vinnen zijn langer dan de onderkaken. De achtervin is langer dan de voorvin. De hyperfalangie, het hebben van meer kootjes dan de oorspronkelijke 2-3-4-5-3 bij de Amniota, bereikt tot negen kootjes.
Megapterygius heeft nogal een afwijkende bouw. De zeer grote achtervinnen dienden vermoedelijk om snel te manoeuvreren, niet om het dier voort te stuwen want daarvoor is de aanhechting aan het bekken te zwak. Het darmbeen en het schaambeen maken een stompe hoek met elkaar en het darmbeen is ook niet aan de wervelkolom verbonden. Vijf doornuitsteeksels van de achterste rug zijn plots van richting veranderd en dat werd verklaard door de hypothese dat deze een rugvin droegen om rollen tegen te gaan, net als moderne haaien en walvisachtige hebben. Dat werd voor mosasauriden in het algemeen al vermoed, maar dit is de eerste keer dat er duidelijk bewijs voor is.
Fylogenie
Megapterygius is in de Mosasaurinae geplaatst, in een vrij afgeleide positie.
Het volgende cladogram toont de positie in de evolutionaire stamboom.
| Mosasaurinae |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
- (en) Konishi, Takuya, Ohara, Masaaki, Misaki, Akihiro, Matsuoka, Hiroshige, Street, Hallie P. (2023-01). A new derived mosasaurine (Squamata: Mosasaurinae) from south-western Japan reveals unexpected postcranial diversity among hydropedal mosasaurs. Journal of Systematic Palaeontology 21 (1). ISSN:1477-2019. DOI:10.1080/14772019.2023.2277921.