Dallasaurus

Dallasaurus
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Fossiel voorkomen: Laat-Krijt
Dallasaurus
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Onderklasse:Diapsida
Orde:Squamata
Onderorde:Lacertilia
Superfamilie:Mosasauroidea
Familie:Mosasauridae
Onderfamilie:Mosasaurinae
Geslacht
Dallasaurus
Polcyn & Bell, 2005
Typesoort
Dallasaurus turneri
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Dallasaurus is een geslacht van uitgestorven reptielen. Het is een basaal lid van de Mosasauroidea en een voorloper van de Mosasauridae. Het fossiel van de enige soort, Dallasaurus turneri, is 92 miljoen jaar oud (periode Krijt) en werd in 1989 in de Amerikaanse staat Texas gevonden. Pas in 2005 werd Dallasaurus beschreven.

Dallasaurus was ongeveer een meter lang en bewoonde de kustgebieden van wat nu Texas is. Het staat tussen de meer basale varaanachtige hagedissen en de echte mosasauriden in. Het dier heeft nog duidelijke kenmerken van een bewoner van het vasteland, zoals voor- en achterpoten. Bij de mosasauriden ontwikkelden de poten zich tot vinnen.

Vondst en naamgeving

In 1989 vond amateurpaleontoloog Van Turner van de Dallas Paleontological Society een reeks kleine wervels te Cedar Hill. De vondst werd gedaan op een kleine bouwplaats van Anderson's Farm bij Dallas, in aarde die door een bulldozer was opgeworpen bij het uitgraven van een smalle greppel. Turner zeefde de aarde maandenlang om de botten te winnen. Hij bracht de resten naar het Dallas Museum of Natural History en doneerde ze. Honderd meter verderop werd een tweede, completer, specimen gevonden door andere amateurpaleontologen. Turner overtuigde dezen ervan afstand te doen ten bate van de collectie van het Vertebrate Paleontology Laboratory of the Texas Memorial Museum. Tot ergernis van Turner werden de vondsten jarenlang verwaarloosd.

In 2005 werd de typesoort Dallasaurus turneri benoemd en beschreven door Michael Polcyn en Gordon Bell Jr. De geslachtsnaam verwijst naar Dallas County. De soortaanduiding eert Turner als ontdekker.

Het holotype, TMM 43209-1, is gevonden in een laag van de Arcadia Park Shale die dateert uit het middelste Turonien, ongeveer tweeënnegentig miljoen jaar oud. Het bestaat uit een skelet met schedel. Het ligt maar gedeeltelijk in verband. Het oorspronkelijke exemplaar van Turner is toegewezen. Het heeft meerdere inventarisnummers: DMNH 8121 DMNH 8125, DMNH 8128-8141, DMNH 8143-8149, DMNH 8151-8155, DMNH 8161-8172 en DMNH 8174-8180. De hiaten in de nummers weerspiegelen het feit dat ze met tussenpozen aan de collectie werden toegevoegd. Het bestaat uit een skelet zonder schedel.

In 2013 meldde Polcyn een derde exemplaar met delen van de schedel.

Beschrijving

Dallasaurus in grootte vergeleken met een mens

Dallasaurus is ongeveer een meter lang.

In 2005 werden enkele onderscheidende kenmerken vastgesteld. Het zijn autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. De achterste maxillaire tanden zijn sterk naar achteren gekromd met een lichte zwelling van de tandkroon en met alleen snijranden, iets naar buiten verlegd, op de achterkanten. De wervelboog van de atlas is overdwars afgeplat, maar niet afgeplat aan de basis, terwijl het achterste facet een onregelmatige 8-vorm heeft. Bij de halswervels steken de synapofysen, de gecombineerde ribfacetten, onder de onderrand van het wervellichaam uit (gedeeld met sommige Halisauromorpha). Bij minstens één middelste halswervel ligt er een diepe brede trog direct onder de onderrand van het achterste gewrichtsfacet. De hypapofyse, een centrale verdikking van de voorste onderrand van de wervel, eindigt in een kort uitsteeksel van onregelmatige lengte. Het opperarmbeen draagt een uitsteeksel achter het schoudergewricht, overkapt door een benig uitgroeisel met een top bestaande uit verbeend kraakbeen.

Een skeletmodel

Dallasaurus toont een mengeling van basale kenmerken, geërfd van voorouders, en afgeleide kenmerken die gedeeld worden met latere groepen. De volgende kenmerken zijn basaal. Het voorhoofdsbeen is ingesnoerd boven de oogkas, heeft op de onderzijde een grote groeve voor de reuklob, breed afgerond in dwarsdoorsnede, en heeft een brede neergaande tak. Het dentarium van de onderkaak heeft een fossa Meckeliana die op ongeveer op de middelste lengte naar binnen open is en meer naar voren gesloten. De tanden in de kaakranden zijn typisch pleurodont, dus met de buitenzijde aan de kaak vastgegroeid en een kleine benige hechtingbasis. De wervellichamen van de nek zijn verticaal relatief platgedrukt. Goed ontwikkelde zygosfenen en zygantra strekken zich ver naar achteren uit over de reeks wervels. Er zijn drie pygalia. Het opperarmbeen is langwerpig, minstens driemaal langer dan de uiterste breedte, heeft een enkelvoudige deltopectorale kam, heeft een gewrichtskop bedekt door een relatief grote meniscus van verbeend kraakbeen, heeft een beennaad tussen de schachten de bovenste epifyse die duidelijk zichtbaar is, maar aan de binnenzijde versmolten en een distaal uiteinde met een verbeende kraakbeenkap op de facetten met het spaakbeen en de ellepijp. Het dijbeen is langwerpig met verbeende kraakbeenkappen op de distale gewrichtsfacetten. Het facet op het kuitbeen is schuin naar achteren en beneden gericht.

Andere kenmerken zijn synapomorfieën van de Mosasaurinae, dus nieuwe eigenschappen die gedeeld worden met die groep. Korte puntige uitsteeksels van het voorhoofdsbeen dringen in het voorste midden op het schedeldak de wandbeenderen binnen. Het surangulare heeft achter de beennaad met het coronoïde een steile beenstut. De tanden missen vertical groeven op de binnenzijde. Bij de atlas is de synapofyse lang en afhangend. De ruggenwervels zijn langwerpig achter hun synapofyses. Naar achteren in de reeks worden de condylen van wervels symmetrisch. Er zijn minstens vierendertig presacrale wervels. De staartwervels hebben vergroeide chevrons. Het schouderblad heeft een relatief breed bovenblad met de endochondrale ossificatie van de verbindingen glad en een beginnende in elkaar grijpende naad met het ravenbeksbeen in het beenvlies. Het opperarmbeen heeft een groot uitsteeksel achter het schoudergewricht. Het darmbeen is opvallend stekelvormig, rond in de bovenste dwarsdoorsnede waarbij de bovenste schacht schuin naar voren en boven steekt. De botelementen rond het heupgewricht liggen dicht opeen, maar zijn niet versmolten met de raakvlakken afgewerkt in glad endochondraal bot.

Fylogenie

Eerder werden vormen als Dallasaurus in de Aigialosauridae ondergebracht, maar de beschrijvers dachten dat dit in traditionele zin een parafyletische groep was, een onnatuurlijke verzameling van toevallig basaal gebouwde soorten. Die zouden de bases vormen van meer afgeleide groepen in de Mosasauridae, de takken van welke clade dus niet speciaal verwant waren. De mosasauride Dallasaurus in het bijzonder zou tot de Mosasaurinae behoren.

Het volgende cladogram toont een mogelijke positie in de evolutionaire stamboom.

Mosasauridae 

Adriosaurus suessi




Dolichosaurus longicollis





Komensaurus carrolli




Pontosaurus kornhuberi




Aigialosaurus dalmaticus



Opetiosaurus bucchichi








Halisaurinae


Russellosaurina 



Yaguarasaurus columbianus




Russellosaurus coheni



Romeosaurus fumanensis






Tethysaurus nopcsai



Pannoniasaurus inexpectatus






Tylosaurinae



Plioplatecarpinae





Mosasaurinae 

Dallasaurus turneri




Clidastes



Afgeleide mosasaurinen








Levenswijze

De zwemmende beweging van Dallasaurus

De beschrijvers noemden Dallasaurus plesiopedaal, "oudvoetig". Daarmee bedoelden ze dat de ledematen maar ten dele waren aangepast aan een zwemmende levenswijze. Ze functioneerden nog een beetje als de poten van landbewonende reptielen. Ze konden wat verticaal gehouden worden en, hoewel klein, wellicht het, niet al te grote, gewicht dragen. Het is de vraag wat dit betekent voor het gedrag. Misschien werd het land nog opgezocht. Het is echter onwaarschijnlijk dat er eieren op het land gelegd werden. Vermoedelijk waren de voorouders van Dallasaurus al levendbarend. Een zeker vermogen tot lopen kan echter nuttig geweest zijn om zandplaten over te steken of strandingen te voorkomen. Het is ook mogelijk dat ze een andere rol speelden bij de voortstuwing. Bij afgeleide "hydropedale" mosasauriden wordt die vrijwel geheel geleverd door de staart terwijl de poten slechts als roer dienen, maar Dallasaurus kon wat peddelen.

Dallasaurus en de crocodylomorf Woodbinesuchus.