Microcleidus

Microcleidus
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Vroeg-Jura
Microcleidus
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Superorde:Sauropterygia
Orde:Plesiosauria
Familie:Microcleididae
Geslacht
Microcleidus
Watson, 1909
Typesoort
Plesiosaurus homalospondylus
De syntypen van Microcleidus homalospondylus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Microcleidus op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Microcleidus[1][2][3] is een geslacht van uitgestorven plesiosauriërs behorend tot de Plesiosauroidea. Hij heeft rond de vijfendertig nekwervels en een korte staart met achtentwintig wervels. Het is omstreden welke soorten precies in het geslacht horen. De eerste beschreven soort, Microcleidus homalospondylus, komt uit Alum Shaleformatie in Engeland. Daaraan nauw verwante vormen zijn gevonden in Frankrijk (Occitanosaurus), de Posidoniaschalie in Duitsland (Hydrorion) en Luxemburg (Microcleidus melisunae).

Naamgeving

In 1865 benoemde Richard Owen een Plesiosaurus homalospondylus, 'met gelijke wervels'. Die soort is daarmee de typesoort.

Het materiaal bestond uit wat wervels en een lange tijd slecht geprepareerd skelet gevonden bij Whitby. Richard Lydekker koos de wervel BMNH 36184 als lectotype.

Het skelet dat deel uitmaakte van de oorspronkelijke syntypen

D.M.S. Watson benoemde in 1909 het aparte geslacht Microcleidus, wat ongeveer 'klein sleutelbeen' betekent. De combinatio nova is daarmee Microcleidus homalospondylus.

Plesiosaurus macropterus Seeley, 1865, 'de langvin' gebaseerd op holotype SMC J35182 gevonden in de Loftus Alum Quarry en in 1934 door Oskar Kuhn hernoemd tot Microcleidus macropterus, zou een geldige soort kunnen zijn.

In 1993 hernoemde Robert Thomas Bakker Plesiosaurus brachypterygius tot een Microcleidus brachypterygius. Dat werd in 2007 het aparte geslacht Hydrorion.

In 2017 werd een Microcleidus melusinae benoemd op basis van holotype MNHNL TV 424, een skelet uit Luxemburg. De soortaanduiding verwijst naar Melusine, het legendarische wezen, half vrouw en half waterslang, waarvan de graven van Luxemburg zouden afstammen. Het skelet werd in de jaren tachtig gevonden tijdens de aanleg van de spoorlijn Pétange-Belval. Het werd in 2013 verworven door het Musée national d'histoire naturelle van Luxemburg en geprepareerd door Oliver Kunze. Het betreft een volwassen individu.

Occitanosaurus tournemirensis, oorspronkelijk Plesiosaurus tournemirensis, benoemd door Sciau et alii in 1990, gebaseerd op een bijna compleet skelet van een dier van ongeveer vier meter lang, specimen MMM J. T. 86-100, wordt soms als een jonger synoniem van de typesoort beschouwd.

Beschrijving

De typesoort Microcleidus homalospondylus was de grootste, 5,1 meter lang en zeshonderdvijftig kilogram zwaar. Andere soorten waren kleiner: Microcleidus tournemirensis was ongeveer vier meter lang en woog driehonderd kilogram, en Microcleidus melusinae was ongeveer drie meter lang en woog honderdtwintig kilogram.

Het lectotype zoals tentoongesteld

In 2017 werd voor M. melusinae een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken aangegeven. De snuit is niet ingesnoerd tussen de praemaxillae en de bovenkaaksbeenderen. Het prefrontale maakt maar een klein deel uit van de rand van het neusgat. Het voorhoofdsbeen raakt de rand van de oogkas niet. Het jukbeen is naar achteren verlengd en reikt vooraan tot een positie rond de achterrand van de oogkas, maar raakt de rand niet. De achterste buitenste tak van het postorbitale is lang. Het foramen pineale ligt net achter de beennaad tussen de voorhoofdsbeenderen en de wandbeenderen. Een voorste holte tussen de pterygoïden ontbreekt. De pterygoïden raken elkaar niet achter de achterste holte tussen de pterygoïden. Het parabasisfenoïde is gekield. De buitenzijde van de tanden is glad. Er zijn dertig halswervels achter de draaier, de tweede halswervel. De wervellichamen van de voorste halswervels zijn kort. De voorste halswervels missen een lengterichel. De doornuitsteeksels van de ruggenwervels hebben een basis die van voor naar achter ingesnoerd is.

Microcleidus melusinae

Bij Microcleidus homalospondylus raakt het voorhoofdsbeen de oogkas wel. De snuit is wel ingesnoerd. De pterygoïden raken elkaar achteraan wel. De halswervels zijn bij deze soort langer dan hoog. Het foramen pineale ligt volledig in de wandbeenderen.

Microcleidus homalospondylus heeft langwerpige lengtegroeven op de snuit en de voorste onderkaken. Deze soort heeft ook een wat langere voorste tak van het jukbeen. Het is onzeker of het bovenkaaksbeen het squamosum raakt. Het is onzeker of het ploegschaarbeen de choana, het interne neusgat, raakt. Er kunnen drieëndertig postaxiale halswervels zijn, dus vijfendertig in totaal plus drie pectorale wervels. Het ravenbeksbeen heeft een hoornvormige buitenste achterste tak. De wervels zijn amficoel. Vingers en tenen hebben maximaal zeven kootjes.

Beide soorten delen de kenmerken van een kort jukbeen, het bezit van althans een paar halswervels met een lengterichel, en een lange en overdwars smalle voorste tak van het ravenbeksbeen.

Fylogenie

Microcleidus wordt tegenwoordig gezien als een lid van een eigen Microcleididae.

De volgende cladogram volgt een analyse door Ketchum & Benson, 2011.

 Pistosauria 

"Pistosaurus postcranium"




Augustasaurus hagdorni



Bobosaurus forojuliensis



Pistosaurus



Yunguisaurus liae


 Plesiosauria 
 Pliosauroidea 
 Pliosauridae 

Thalassiodracon hawkinsii




Hauffiosaurus spp.




Attenborosaurus conybeari



geavanceerde pliosauriden





 Rhomaleosauridae 

NHMUK 49202 (= Anningasaura lymense)




geavanceerde rhomaleosauriden




"Plesiosaurus" macrocephalus




Archaeonectrus rostratus



Macroplata tenuiceps







 Plesiosauroidea 

OUMNH J.10337 (= Stratesaurus taylori)



 Plesiosauridae 

Seeleyosaurus guilelmiimperatoris




OUMNH J.28585



Plesiosaurus dolichodeirus






Elasmosauridae en Cryptoclidia




Microcleidus homalospondylus




Hydrorion brachypterygius



Occitanosaurus tournemiensis










Levenswijze

Microcleidus joeg vermoedelijk op kleine vissen en inktvissen.