Henric van Veldekeplein 29-31
| Henric van Veldekeplein 29-31 | ||||
|---|---|---|---|---|
| ||||
Het pand in 1915
| ||||
| Locatie | ||||
| Plaatsnaam | Maastricht | |||
| Adres | Henric van Veldekeplein 29-31 | |||
| Buurpanden | Kanunnikencour | |||
| Coördinaten | 50° 51′ NB, 5° 41′ OL | |||
| Start bouw | 2e kwart 18e eeuw | |||
| Architectuur | ||||
| Bouwstijl | barok, Lodewijk XV-stijl | |||
| Erkenning | ||||
| Monumentstatus | rijksmonument | |||
| Monumentnummer | 27115 27115 | |||
| ||||
Het pand in 2025
| ||||
| ||||
Het pand Henric van Veldekeplein 29-31, soms aangeduid als 'paleis van de hoogproost', is een voormalig kanunnikenhuis in het centrum van de Nederlandse stad Maastricht, gelegen aan het Henric van Veldekeplein in de centrumbuurt Binnenstad. Het statige herenhuis of hôtel particulier wordt in 21e-eeuwse literatuur wel de stadsresidentie van de proosten van Sint-Servaas genoemd, maar daarvoor bestaat geen bewijs. Het was een van de kanunnikenhuizen die deel uitmaakten van de claustrale singel of immuniteit rond de Sint-Servaaskerk. Deze huizen waren particulier eigendom van kanunniken en vielen onder het juridisch gezag van de Kamerhof, een van de rechtbanken van het kapittel van Sint-Servaas. Ook na de opheffing van het kapittel is het huis altijd in particuliere handen geweest als (vaak verhuurd) woonhuis, atelier of kantoor.
Het herenhuis heeft een U-vormige plattegrond en is gebouwd in Lodewijk XV-stijl. Het dateert vermoedelijk uit het tweede kwart van de achttiende eeuw. Sinds 1966 is het een rijksmonument.[1]
Historiografie, naamgeving
De kunsthistoricus jhr. Eugène Octave Marie van Nispen tot Sevenaer was in de eerste helft van de twintigste eeuw waarschijnlijk de eerste die zich serieus met het pand heeft beziggehouden, maar beperkte zich in deel V van De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst tot een bouwhistorische beschrijving. Over de bewoningsgeschiedenis vermeldde hij niets, ook niet dat dit de stadswoning van de proost zou zijn geweest. Van Nispen duidde het pand neutraal aan als 'St. Servaasklooster (Henric van Veldekenplein) 29'. Het lemma werd geïllustreerd met twee huisplattegronden (plaat XXV en XXVI) en een foto van het huis door G. de Hoog uit 1915 (foto rechtsboven).[2]
Bij gebrek aan een naam kreeg het gebouw begin 21e eeuw de betiteling 'paleis van de hoogproost' toebedeeld, een benaming waarvoor geen precedent bestaat.[noot 1] In Maastricht wordt geen enkel adellijk huis of kanunnikenhuis aangeduid als 'paleis'.[noot 2] Adellijke huizen en stadsresidenties van kloosters en abdijen uit de omgeving werden vanouds aangeduid als 'poort' (poorthuis of Latijn: mansio), 'refugie' (refugiehuis of refugio) of 'hof'. Voorbeelden zijn: Poort van Beusdael, Poort van Eijnenberg, Refugie van Herckenrode, Refugie van Hocht, Hof van Slijpe en Hof van Tilly.[6] Vanaf de achttiende eeuw sprak men in toenemende mate van 'huis': Huis Soiron, Huis Rouffaer, Generaalshuis, enz.
De kanunnikenhuizen op de immuniteit van het kapittel van Sint-Servaas worden in de historische bronnen aangeduid als ‘poort’. In totaal waren dat 18⅔ panden, te beginnen bij het zogenoemde Spaans Gouvernement aan het Vrijthof, daarna westwaarts oplopend langs de zuidzijde van Vrijthof en Henric van Veledekeplein, en vervolgens in noordelijke richting langs het tegenwoordige Sint Servaasklooster tot aan de Tweebergenpoort. In de rij van kanunnikenwoningen lag de Proosdij van Sint-Servaas tegenover de westbouw van de Sint-Servaaskerk (en met die kerk verbonden door de zogenaamde 'westwerkbogen').[noot 3] Dit was de ambtswoning van de proost van het kapittel wanneer hij in Maastricht verbleef en verder het administratief centrum van waaruit de eigendommen en leengoederen van de proosdij werden beheerd.[noot 4] Formeel viel de Proosdij niet onder de Kamerhof, maar alle immuniteitsrechten waren er wel op van toepassing.
Met betrekking tot de huidige benaming 'Paleis van de Hoogproost' kan nog opgemerkt worden dat de titel 'hoogproost' pas vanaf de zeventiende eeuw in zwang raakte, maar niet consequent werd gebruikt.[7][8] Waarschijnlijk is die benaming overgewaaid uit Luik, waar de proosten van de Sint-Lambertuskathedraal zich grand-prévôts noemden, ter onderscheiding van de proosten van de zes andere, kleinere kapittels in die stad. In Maastricht waren slechts twee kapittels. De onderlinge jaloezie was echter groot. Vandaar dat de behoefte bestond bij het grootste en rijkste kapittel, dat van Sint-Servaas, aan een onderscheidende titel.
Geschiedenis
Kanunnikenhuis
Het terrein waarop het huis Henric van Veldekeplein 29-31 is gebouwd, lag vanouds binnen de claustrale singel (of immuniteit) van het Sint-Servaaskapittel. Hier bouwden de kanunniken vanaf de twaalfde of dertiende eeuw, toen ze het gemeenschappelijk kloosterleven opgaven, hun kanunnikenhuizen. Zij en hun personeel genoten er immuniteit ten opzichte van de stedelijke rechtspraak en belastingen, maar waren wel onderworpen aan de rechtsmacht van het kapittel en van de Kamerhof.
.jpg)
Men mag aannemen dat op deze prominente plaats binnen de claustrale singel, direct tegenover het Bergportaal van de Sint-Servaaskerk, altijd een kanunnikenhuis heeft gestaan. Dat lijkt te worden bevestigd door de oudste plattegrond van Maastricht, een schets door kapelaan Simon de Bellomonte uit 1587. Bellomonte, zelf werkzaam bij het kapittel, tekende aan het Sint Servaasklooster – ook het gedeelte dat nu Henric van Veldekeplein heet – een doorlopende rij solitiare poorten, ter aanduiding van de daar gelegen poorthuizen, in casu kanunnikenhuizen.[9] De aanwezigheid van oudere bebouwing valt ook af te leiden uit de plattegrond van de kelderverdieping (zie plattegrond hieronder), waarop een tweede, dieper gelegen kelder is te zien, die een geheel andere oriëntatie kent en vermoedelijk een restant van een ouder huis is. Op de achttiende-eeuwse Franse maquette van Maastricht en de daaraan ten grondslag liggende, zeer gedetailleerde stadsplattegrond van militair ingenieur Larcher d'Aubencourt (zie afbeelding hiernaast) is te zien dat het huis in 1749 al zijn huidige U-vorm bezat.
In de loop van de achttiende eeuw werden veel kapittelhuizen vernieuwd, veelal in de stijl van de Luiks-Akense barok. Enkele kregen het aanzien van stadspaleisjes, hôtels particuliers. Het statige pand Henric van Veldekeplein 29-31 is gebouwd in klassieke U-vorm rondom een afgesloten cour. Gezien de Lodewijk XV-bouwstijl betreft het een achttiende-eeuws huis. Architect noch opdrachtgever zijn met zekerheid bekend. Mogelijke opdrachtgevers zijn Johannes Henricus en Godefridus Cruts, in 1754 genoemd als kanunniken van Sint-Servaas.[noot 5] Qua bouwstijl zijn overeenkomsten vastgesteld met het werk van de Akense bouwmeester Johann Joseph Couven (1701-1763).[10] Vanaf 1765 was vermoedelijk kanunnik Johannes Henricus Cruts de enige eigenaar van het pand.[11] Vanaf 1772 verhuurde Cruts het pand aan Johannes Godefridus Veugen en Maria Helena Lousberg.[noot 6] Cruts woonde zelf als eigenaar in het pand ter linkerzijde (thans Kanunnikencour 1). Hij verkocht het pand in 1775 aan zijn huurder Joannes Godefridus Veugen, die in 1790 overleed. Het huis vererfde op zijn echtgenote en zijn drie nog in leven zijnde kinderen.
19e eeuw
In 1797 werd het kapittel opgeheven, nadat het door de Franse overheid van alle bezittingen was beroofd.[12] De proost, deken en kanunniken verloren hun inkomsten, privileges en in sommige gevallen hun vrijheid.[noot 7] Kanunnikenhuizen waren privé-eigendom en konden dus niet worden geconfisqueerd. Wie in deze tijd eigenaar was van het kanunnikenhuis tegenover het Bergportaal is niet met zekerheid bekend.[noot 8]
.jpg)
Het U-vormige pand is goed te herkennen op de hiernaast afgebeelde kadasterkaart uit 1823-1830. Het Henric van Veldekeplein wordt op de kaart aangeduid als Vrede Plaats / Place de la Paix.[noot 9] De kanunnikenhuizen in deze omgeving zijn gewone burgerhuizen geworden, maar de grenzen van de percelen zijn in principe onveranderd. Op de kadasterkaart geven pijltjes aan welke percelen bij elkaar horen. Hierdoor wordt duidelijk dat het U-vormige herenhuis een geheel vormde met een kleiner pand om de hoek, vermoedelijk een (voormalig) koetshuis. Een zware tuinmuur begrensde het perceel aan de zuidzijde. Opvallend is dat het buurpand aan de oostzijde een enigszins vergelijkbare, II-vormige plattegrond had, waarvan de westelijke helft in 1906 is gesloopt. Dit perceel was echter aanzienlijk groter en liep door tot aan de Papenstraat. Sinds 1998 ligt hier de Kanunnikencour.
_-_1002249_-_Bonnefanten_Museum.jpg)
anoniem, zonder jaartal,
Bonnefantenmuseum
Vanaf 1806 werden in Maastricht huisnummers ingevoerd, niet per straat, zoals tegenwoordig, maar doornummerend in de hele stad. Het voormalige kanunnikenhuis tegenover het Bergportaal kreeg het huisnummer 732. Om uit de onverdeeldheid van de erfenis te raken verkochten de erven Veugen dit pand in 1822 aan mr. Willem Adriaan Pillera (1783-1859), griffier van Provinciale Staten van Limburg.[noot 10] Volgens het Bevolkingsregister woonde het gezin Pillera er in 1829 nog steeds, samen met drie, vermoedelijk inwonende bedienden.[16] In 1836 werd Pillera benoemd tot griffier van Provinciale Staten van Holland en verhuisde hij met zijn gezin naar Haarlem. Waarschijnlijk verhuurde hij zijn Maastrichtse woning in die tijd.
In 1841 verkocht Pillera het huis aan de Luikse rentenier en grondeigenaar Nikolaas Balthazar Hubert Marie van Aken, die het pand verhuurde.[noot 11] In 1856 verkocht Van Aken het pand aan Andreas Claereboets, fabrikant van behangselpapier, gehuwd met Maria Catharina Smitsmans.[noot 12] Of Claereboets en zijn gezin ook in het herenhuis hebben gewoond is niet bekend. In ieder geval werd het pand in 1875 bewoond door twee andere personen: de weduwe S.E.A. (Sara) van der Loo-Pichot du Plessis[noot 13] en de kapelaan R. Nicolas.[19] Blijkbaar was het pand toen gesplitst in twee of meer woningen. Andreas Claereboets overleed in 1886. Zijn drie dochters verkochten het huis aan Jules van den Dijck, wijnhandelaar, gehuwd met Annette Timmermans, voor 20.000 gulden.
In de negentiende eeuw werd nog tweemaal een nieuw huisnummeringssysteem ingevoerd, in 1850 en 1888. Sint Servaasklooster 732 werd in 1850 nr. 1865. In 1888 werd wederom een nieuwe nummering ingevoerd, nu per straat (de huidige huisnummers). Sint Servaasklooster 1865 kreeg toen de huisnummers 27, 29 en 31, waarmee bevestigd werd dat het pand nu uit drie woningen bestond, onderverdeeld in de linkervleugel (nr. 27), het hoofdgebouw (nr. 29) en de rechtervleugel (nr. 31). Nrs. 27 en 29 zijn later samengevoegd.
20e en 21e eeuw
|
| |
Oorspronkelijke en vernieuwde toegangspoort.
Links: vóór 1893; rechts: in 1943 | ||
Vanaf eind negentiende eeuw was op nr. 29 (het middendeel) de wijnhandel Jules van den Dijck (of Dyck) gevestigd. De zaak werd aanvankelijk (vanaf ca. 1880) gedreven door Jules van den Dijck zelf,[20] later door zijn weduwe (vanaf 1899)[21] en nog later door zijn zoon Gerard (1916-ca. 1926).[22] De zoon woonde daarna nog enkele jaren op nr. 27 in hetzelfde pand (de linkervleugel), voordat hij omstreeks 1935 naar de Cortenstraat verhuisde. Nr. 27 komt vanaf 1938 niet meer voor in de Maastrichtse adresboeken; vermoedelijk werd het omstreeks die tijd samengevoegd met 29.[23][24] Jules van den Dijck kreeg in 1893 vergunning om de bestaande hardstenen toegangspoort in Lodewijk XV-stijl gedeeltelijk af te breken en te vervangen door een hekwerk met daarin de initialen JvdD (van hemzelf) en TM.[noot 14]
Vanaf 1924 diende Sint Servaasklooster 29 als kantoor van de advocaat en procureur mr.dr. K.H.M. van Oppen.[noot 15] In 1936 en 1939 werkte Van Oppen nog steeds op dit adres.[28] Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er een filiaal van Centraal Beheer gevestigd.[29] Na de oorlog bleek Van Oppen er weer kantoor te houden.[30] Vermoedelijk werkte hij toen samen met F. Duijnstee. In de jaren 1950 heette het advocatenkantoor Duijnstee en Hoogewegen.[noot 16] Duijnstee woonde met zijn gezin in hetzelfde pand.[33] Na diverse wisselingen heette het bureau vanaf 1993 Duynstee, Dahmen en partners, Advocaten en Procureurs.[34]
.jpg)
Op nummer 31, het rechterdeel van het U-vormige herenhuis, was in 1926 het architectenbureau Marres & Sandhövel gevestigd.[35][noot 17] Victor Marres (1885-1957) woonde al sinds 1924 met vrouw en kinderen in Brussel, waar hij een nieuw leven probeerde op te bouwen, maar hij bleef nog zeker tot 1928 samenwerken met Willem Sandhövel (1883-1962), die de praktijk aan het Henric van Veldekeplein daarna nog enkele jaren in zijn eentje voortzette. In 1934 vestigde zich de kunstschilder en glazenier Henri Schoonbrood (1898-1972) op nr. 31. Schoonbrood bleef er tot zijn dood wonen met zijn vrouw Greet Kersten, die een jaar voor hem overleed. Daarna woonde de kunstenaar Hans van Drumpt (1939-2015) er, samen met zijn vrouw Mia.[37][38]
In 2023 is Henric van Veldekeplein 29-31 in zijn geheel aangekocht door de ondernemer Thijs Hendrix.[noot 18] In een deel van het pand heeft hij de organisatie 'Kapittel van Sint Servaas' gevestigd, die zich naar eigen zeggen inzet voor religie en cultuur. Gecharmeerd van de beschrijving 'paleis van de hoogproost' noemt de eigenaar zich 'Hoogproost van het Kapittel van Sint Servaas'.[40]
Beschrijving
Exterieur
Henric van Veldekeplein 29-31 is een statig herenhuis, dat een hoofdgebouw omvat en twee lagere zijvleugels, die in U-vorm een voorplein omsluiten. Het voorplein is geplaveid met kasseien en wordt aan de straatzijde afgesloten door een muur en een poort. De twee muurdelen hebben nog de oorspronkelijke, naar buiten zwenkende vorm in Lodewijk XV-stijl. De muur is deels van hardsteen, met bakstenen vlakvullingen die wit gesausd zijn. De hardstenen poort, oorspronkelijk eveneens in Lodewijk XV-stijl, is omstreeks 1893 sterk gewijzigd. De oorspronkelijke hekpijlers zijn ontdaan van hun barokke sierstucwerk en de omhoog zwenkende poortboog is vervangen door een smeedijzeren hekwerk met daarin aangebracht de initialen van de toenmalige bewoners (zie hierboven). Het poorthek is waarschijnlijk al eerder vervangen. De siervazen op de hekpijlers zijn vermoedelijk oorspronkelijk.[1][2][3]
.jpg)
Het middendeel is vermoedelijk in het tweede kwart van de achttiende eeuw gebouwd in de stijl van de Luiks-Akense barok met Lodewijk XV-elementen.[noot 19] Dit deel heeft een rechthoekige plattegrond (ca. 20 × 10 m), bestaat uit drie bouwlagen en is gedekt met een leistenen schilddak met rondom acht dakkapellen. Midden op het dak staat een monumentale schoorsteen. De voorgevel heeft een vooruitspringende middenrisaliet met geblokte lisenen en afgeronde hoeken, rijk versierd met gestucte rocailles, typerend voor de Lodewijk XV-stijl. De risaliet wordt gedekt met een gebroken kap, een uitstulping van het hoofddak, waarin een barokke dakkapel is opgenomen, die als een Vlaamse gevel de risaliet afsluit. De segmentboogvensters zijn uitgevoerd in Naamse steen, even als de ingangspartij met een trap en blokwerk rondom de entree en twee flankerende vensters. Boven de dubbele voordeur is een rondbogig bovenlicht met druppelvormige traceringen en een lantaarn. De achtergevel heeft eveneens een middenrisaliet, maar zonder de afgeronde hoeken. De Lodewijk XV-panelen die dit deel sieren zijn uitbundiger dan die aan de voorgevel, vooral op de eerste etage, waar trofeeën in het sierstucwerk zijn verwerkt.[1][2][3]
De zijvleugels zijn vermoedelijk in de negentiende eeuw herbouwd.[noot 20] Ze hebben eveneens een rechthoekige plattegrond, maar tellen een verdieping minder dan het hoofdgebouw. De vensters zijn hier rechthoekig (met uitzondering van de rondbogige en segmentbogige dakvensters), gevat in omlijstingen van Naamse steen. De smallere pleingevels tellen elk vier vensters. Aan de kant van de voorhof bevinden zich aan elke zijde drie vensters, twee blinde vensters en een verhoogde entree met trap.[1][2][3]
-
Overzicht vanaf Sint Servaasklooster 18 -
Voorgevel middendeel -
Rechter zijvleugel -
Achtergevel (1915)

Interieur
Op de plattegrond hiernaast is de indeling van de begane grond van het pand te zien (in 1915). Een foto uit 2025 toont aan dat de indeling ongewijzigd is gebleven, althans van de begane grond van het hoofdgebouw. De entreehal wordt gedomineerd door een dubbele trap, een zogenaamde imperiale trap met gesneden balustrades in Lodewijk XV-stijl. De hal is anno 2025 ingericht met onder andere parafernalia van de Kapittel van Sint-Servaas b.v. Aan weerszijden van de hal bevinden zich kamers die uitkijken op de tuin.[noot 21] De zijvleugels hadden in 1915 een vergelijkbare indeling met een centrale entree geflankeerd door kamers. Het hoofdgebouw en de linker zijvleugel zijn onderkelderd.[noot 22] Onder de kelder van het middendeel bevindt zich een kleinere, vermoedelijk oudere kelder. Van het interieur zijn diverse oorspronkelijke onderdelen bewaard gebleven, zoals de imperiale trap, eikenhouten lambriseringen en paneeldeuren in Lodewijk XV-stijl.[2] Op een foto uit 1915 is te zien dat de muren in het trapportaal deels gemarmerd waren. Het is niet bekend of deze marmerimitaties onder het huidige pleisterwerk bewaard zijn gebleven.
-
Vestibule met dubbele trap (1915) -
Idem (2025) -
Luiks-Akens dressoir en kapittelwapen -
Geëxposeerde proosten- en kanunnikenkleding
Wetenswaardigheden
- Gerard van den Dijck, voormalig bewoner van Henric van Veldekeplein 29, herinnerde zich in 1949 dat in de tijd dat zijn vader nog leefde de vlag van het Limburgse Zoeavenregiment in de hal van hun huis stond opgesteld. De vlag raakte later zoek.[41]
Zie ook
- Kanunnikencour, aangrenzend wooncomplex
- Spaans Gouvernement, ook een kanunnikenhuis
- Huis Soiron, nog een kanunnikenhuis
- Proosdij van Sint-Servaas
- Henric van Veldekeplein
Bronnen, noten en verwijzingen
- Geraadpleegde literatuur
- Boogard, J. van den, en S. Minis (2001): Monumentengids Maastricht. Primavera Pers, Leiden. ISBN 90-74310-52-4
- Bos, Nick (1995): Notabele ingezetenen. Historische studies over Nederlandse elites in de negentiende eeuw [proefschrift Universiteit Utrecht]. Uitgave in eigen beheer, Brunssum
- Doppler, Pierre (1936): 'Lijst der proosten van het Vrije Rijkskapittel van St. Servaas te Maastricht (800-1797)'. In: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (PSHAL), jrg. 72 (1936), pp. 141-240. LGOG, Maastricht [de hier gebruikte overdruk is gepagineerd 1-100]
- Meischke, R., 'Het Maastrichtse burgerhuis van de vijftiende tot de achttiende eeuw', in: Bulletin KNOB [ISSN: -], jrg. 72 (1973), nr. 2-3, pp. 85-102
- Nispen tot Sevenaer, E.O.M. van (1926-1953): De monumenten in de gemeente Maastricht. Deel 2 [onderdeel van De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst, deel V: Limburg, 1e stuk: Maastricht]. 2e ongewijzigde druk (1974). Gijsbers & Van Loon, Arnhem (online tekst op dbnl.org)
- Ubachs, Pierre J.H., en Ingrid M.H. Evers (2005): Historische Encyclopedie Maastricht. Walburg Pers, Zutphen / RHCL, Maastricht. ISBN 90-5730-399-X
- Diverse auteurs (1955 t/m 2022): Jaarboek Maastricht. Maastricht, Gemeente Maastricht / Leiter-Nypels / Stichting Jaarboek Maastricht (online tekst)
- Voetnoten
- ↑ De bewuste benaming werd geïntroduceerd in de in 2001 gepubliceerde Monumentengids Maastricht van Jac van den Boogard en Servé Minis.[3] Bij het korte artikel over het 'Paleis van de hoogproost van het Sint Servaaskapittel' wordt als enige bron opgegeven Van Nispen tot Sevenaer, pp. 623-625. Deze auteur repte echter met geen woord over proosten of welke bewoners ook.[2] Ook in de beschrijving van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontbreekt de vermelding van een bewoning door proosten.[1]. Bij de herdruk van de Monumentengids Maastricht in 2024 is de bewuste benaming dan ook geschrapt.
- ↑ De enige 'paleizen' die Maastricht gekend heeft waren het Gouvernementspaleis, later aangeduid als Gouvernement, thans Oud Gouvernement, en het Paleis van Justitie, het huidige bestuursgebouw van de Universiteit Maastricht.[4] Het Spaans Gouvernement of Hof van Brabant, feitelijk ook een kanunnikenhuis, werd nooit aangeduid als paleis.[5]
- ↑ Sinds het midden van de negentiende eeuw is de voormalige Proosdij het hoofdgebouw van de Congregatie van de Zusters van H. Carolus Borromeus, beter bekend als ‘Zusters Onder de Bogen’.
- ↑ In de achttiende eeuw konden de proosten daarnaast over een buitenverblijf in Mechelen-aan-de-Maas beschikken.
- ↑ Het opdrachtgeverschap van de gebroeders(?) Cruts staat niet vast, omdat het ook het naastgelegen pand zou kunnen betreffen, mogelijk ook beide panden. In het laatste geval zouden de huidige panden Henric van Veldekeplein 29-31 en Kanunnikencour 1 dezelfde opdrachtgever(s) hebben, wat uitzonderlijk zou zijn, maar niet geheel onmogelijk, gezien de overeenkomsten in onder andere het nog aanwezige gevelstucwerk en de toegangspoorten (verdwenen bij Kanunnikencour 1).
- ↑ Veugen was licentiaat in de rechten, schepen van Maastricht, paymeester van Maastricht, en schout van Rutten, Vlijtingen en Hees.
- ↑ De laatste proost, Thomas Willem Jacob van Wassenaer Warmond, een neef van de eerder genoemde Petrus Renier, werd gevangen genomen en naar Frankrijk gedeporteerd. Na zijn vrijlating verhuisde hij naar Luik, waar hij in 1817 overleed.[13]
- ↑ Mogelijk waren de erven van de in 1790 overleden Joannes Godefridus Veugen nog eigenaar van beide panden aan de Place de la Paix, zoals het Henric van Veldekeplein in de Franse Tijd heette. De ongehuwde zoon Eustachius Veugen, ontvanger-generaal van het Departement Nedermaas en na 1815, directeur der in- en uitgaande rechten en accijnzen van de provincie Limburg, schijnt het meest in een van deze panden gewoond te hebben. Volgens de volkstelling van 1802 was de componist en musicus François Rouwijser een van de medebewoners.
- ↑ De benaming Place de la Paix stamde uit de Franse Tijd, maar vond geen blijvende ingang. Volgens de Staat van Huiseigenaren 1807-1809 heette de straat toen al Encloitres St. Servais (met in totaal 27 huizen). De benaming Sint Servaasklooster bleef gedurende een groot deel van de negentiende en twintigste eeuw gehandhaafd. Uit 1911 dateert het raadsbesluit om het pleingedeelte van de straat om te dopen in Henric van Veldekeplein.[14] Pas na de plaatsing van het standbeeld van Veldeke in 1934 werd de naamswijziging doorgevoerd. De huisnummering bleef dezelfde.
- ↑ De in Maastricht geboren Pillera was afkomstig uit een familie van ambtenaren in Staatse dienst. Hij begon zijn loopbaan in de Franse Tijd als commies bij de ministeries van Binnenlandse Zaken en van Eredienst. Van 1816 tot 1836 was hij griffier van Provinciale Staten van het nog ongedeelde Limburg te Maastricht. Van 1836 tot 1840 oefende hij in Haarlem dezelfde functie uit bij Provinciale Staten van het eveneens nog ongedeelde Holland. Pillera was gehuwd met Margaretha Elisabeth van Teijlingen (1781-1873). Ze hadden één dochter. Hij overleed in Utrecht.[15]
- ↑ Op de interactieve versie van de kadasterkaart van 1842 is het 965 m² grote perceel goed te herkennen. Volgens de kadastergevens van dit perceel was het nog steeds eigendom van Pillera. Mogelijk was de verkoop van 1841 nog niet verwerkt in de kadastergegevens.[17]
- ↑ Claereboets was een rijk en godvruchtig man. Hij werd de grote weldoener van diverse Maastrichtse kloosters, in het bijzonder van de ursulinen, waar zijn dochters Adèle en Pauline intraden. De twee andere dochters Félicie (overleden 1883) en Eveline (overleden 1903) bleven ongehuwd. Zij werden landelijk de belangrijkste zelatrices voor de verering van het Heilig Hart van Jezus. In 1873 maakten Andreas Claereboets en zijn dochter Eveline een bedevaart naar Paray-le-Monial (centrum van de H. Hartverering) en Lourdes. Ter herinnering daaraan bouwden zij in de tuin van de in 1873 gereedgekomen villa Maaszicht te Sint Pieter een Lourdesgrot met bidkapel, mogelijk de eerste in Nederland. Claereboets financierde ook voor een belangrijk deel de neogotische grafkapel die het kerkbestuur van Sint-Servaas in 1880 op de begraafplaats aan de Tongerseweg liet bouwen. In een van de nissen is hij na zijn overlijden ook bijgezet.
- ↑ Sara Ephraime Alexandrine Pichot du Plessis (1812-?) was een kleindochter van Ephraim Daniel Pichot, kortstondig burgemeester van Maastricht. Ze trouwde in 1834 met de 1e luitenant Wilhelmus Harduinus van der Loo.[18]
- ↑ De initialen TM zijn mogelijk van de bewoner van nr. 27, A. de Man (Antonius? → Ton, Toon of Toine). In dat geval ontbreekt de letter 'd', omdat zijn initialen eigenlijk TdM zouden moeten zijn. Een andere mogelijkheid is dat TM om redenen van symmetrie achterstevoren gelezen moet worden, MT dus. Dat zouden de initialen van Van den Dijcks echtgenote kunnen zijn, Annette Victorine Hubertine Timmermans, die wellicht een roepnaam beginnend met M had. In dat geval zijn de buren (huurders?) genegeerd.
- ↑ Karel Hubert Marie (Charles) van Oppen (1875-1953) stamde uit een bekend Zuid-Limburgs geslacht van juristen, ambtenaren en ondernemers. In 1885 werd de familie getroffen door een verschrikkelijk drama: de moord op Eugène van Oppen (en twee van zijn kinderen), gepleegd in het huis van de familie aan het Sint Servaasklooster (nr. 33, het buurpand ter rechterzijde).[25][26] Het moet voor Charles vreemd zijn geweest om te werken zo dicht bij de plaats waar zijn oom en neef en nicht om het leven waren gebracht, waar hij als tienjarig kind mee geconfronteerd was geweest. Hij woonde echter niet in het pand, maar vlak bij, aan het Keizer Karelplein.[27]
- ↑ F.M.J.J. Duijnstee (of Duynstee) en L.H.I.M. Hoogewegen waren beiden advocaat en procureur in Maastricht.[31] Duijnstee was tevens wethouder van Financiën in Maastricht, consul van (West-)Duitsland en voorzitter van de Stichting Limburgs Symphonie Orkest.[32]
- ↑ Mogelijk huurden zij van Van Oppen, die in elk geval in 1934 eigenaar was.[36]
- ↑ Dhr. Hendrix, opgenomen in de Quote 500, is eigenaar van Hendrix Genetics, een wereldwijd concern op het gebied van gentechnologie.[39]
- ↑ Van Nispen geeft ondanks een vrij gedetailleerde beschrijving geen datering.[2] De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vermeldt zonder nadere toelichting derde kwart achttiende eeuw.[1] Het voorkomen van het pand met exact dezelfde U-vormige plattegrond op de hiervoor vermelde kaart van Larcher d'Aubencourt uit 1749 doet vermoeden dat het huis kort daarvoor is herbouwd, een datering die ook past bij de gebruikte bouwstijlen.
- ↑ Van Nispen meent zelfs dat ze later zijn toegevoegd: "In de later toegevoegde vleugels is de architectonische indeeling van het hoofdgebouw niet voortgezet."[2] Uit de hierboven afgebeelde stadsplattegrond van Larcher d'Aubencourt uit 1749 blijkt echter dat het pand toen al zijn U-vorm had. Dit lijkt te worden bevestigd door de plattegrond van de kelders; de kelders onder het hoofdgebouw en de linker zijvleugel zijn met elkaar verbonden.
- ↑ De achthoekige aanbouw in de tuin, die zowel op de plattegrond als op een foto uit 1915 te zien is, is later afgebroken. Het vermoedelijk negentiende-eeuwse paviljoen was beschilderd met landschappen.
- ↑ De afwezigheid van een kelder onder de rechtervleugel kan mogelijk verklaard worden door de helling ter plaatse; het verval bedraagt bijna een meter.
- Verwijzingen
- ↑ a b c d e f Informatie over rijksmonumentnummer 27115.
- ↑ a b c d e f g h Van Nispen tot Sevenaer (1926-1953), pp. 623-625.
- ↑ a b c d Van den Boogard/Minis (2001), p. 90.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 201: 'gouvernement, Bouillonstraat'; p. 395: 'Paleis van Justitie'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), pp. 495-496: 'Spaans Gouvernement'.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 230: 'hof'; p. 417: 'poort'; p. 436: 'refugie'.
- ↑ Doppler (1936), pp. 7-8.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 234: 'hoogproost'.
- ↑ Zie afbeelding op Wikimedia Commons.
- ↑ Meischke (1973), p. 93.
- ↑ Zie voorgaande noot.
- ↑ Ubachs/Evers (2005), pp. 243-244: 'immuniteit, geestelijke'; p. 267: 'kapittel, territorium'; pp. 477-478: 'Servaaskapittel, Sint-, algemeen'.
- ↑ Doppler (1936), pp. 97-99.
- ↑ Panhuysen/Dingemans/Minis/Sprenger (2013), p. 28: 'Henric van Veldekeplein'.
- ↑ 'mr. Willem Adriaan Pillera (1)' en 'mr. Willem Adriaan Pillera (2)' op resources.huygens.knaw.nl, geraadpleegd 7 juni 2025.
- ↑ Bos (1995), p. 236.
- ↑ Zie interactieve kaart Maastricht op hisgis.nl. Selecteer bij kaartlagen: 'Kadaster 1842 percelen (rood, open)', 'Kadaster 1842 gebouwen (naar soort)' en 'Luchtfoto'.
- ↑ 'Huwelijk op 4 juni 1834 te Maastricht', op openarchieven.nl, geraadpleegd 8 juni 2025.
- ↑ Adresboek van Maastricht en Wijk. Volgens officieële bronnen bewerkt. W. Rosenkranz, Maastricht, 1875 (online tekst op Delpher).
- ↑ Advertenties van Jules van den Dijck in diverse bladen op Delpher, geraadpleegd 8 juni 2025.
- ↑ Adresboek van Maastricht 1900, p. 65. Boosten & Stols, Maastricht (online tekst op Delpher).
- ↑ Adresboek van Groot Maastricht 1921, p. 116. Boosten & Stols, Maastricht (online tekst op Delpher).
- ↑ Adresboek van Maastricht 1934, p. 106. Boosten & Stols, Maastricht (online tekst op Delpher).
- ↑ Adresboek van Maastricht 1938, p. 33. Leiter-Nypels, Maastricht (online tekst op Delpher).
- ↑ Ubachs/Evers (2005), p. 389: 'Oppen, Van, algemeen'.
- ↑ 'Van Oppen', op genwiki.nl, geraadpleegd 8 juni 2025.
- ↑ Naamlijst voor den interlocalen telefoondienst 1926, PTT, juli 1926, p. 797 (online tekst op Delpher).
- ↑ Natuurhistorisch Maandblad. Orgaan van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, jrg. 25 (31 juli 1936), p. 1; jrg. 28 (27 januari 1939), p. 4.
- ↑ Advertentie, in: Algemeen Handelsblad, 5 oktober 1940, p. 5 (online tekst op Delpher).
- ↑ 'Recente memoires', in: Advertentieblad voor Limburg, 8 december 1945, p. 1 (online tekst op Delpher).
- ↑ Adresboek van Maastricht 1958, pp. 158, 263. Fa. Boosten & Stols, Maastricht (online tekst op Delpher).
- ↑ Jaarboek Maastricht 1966, pp. 17, 50.
- ↑ Advertentie, in: De Nieuwe Limburger, 9 maart 1965, p. 8 (online tekst op Delpher).
- ↑ Familieberichten, in: Limburgs Dagblad, 3 april 1993, p. 14 (online tekst op Delpher).
- ↑ Naamlijst voor den interlocalen telefoondienst 1926, PTT, juli 1926, p. 796 (online tekst op Delpher).
- ↑ Advertentie, in: Advertentieblad voor Limburg, 13 april 1934, p. 7 (online tekst op Delpher).
- ↑ 'Nieuwe tentoonstellingen. Hans van Drumpt', in: Limburgs Dagblad, p. 19 (online tekst op Delpher).
- ↑ Advertentie 'Amandebele-schilderingen te zien / te koop', Observant, jrg. 22, nr. 26 (21 maart 2002), p. 14 (online tekst).
- ↑ 'Thijs Hendrix', op quotenet.nl, 29 maart 2019.
- ↑ Website 'Kapittel van Sint-Servaas b.v.', geraadpleegd 8 juni 2025.
- ↑ 'Waar is de vlag der Limburgse Zouaven?', in: Limburgs Dagblad, 23 augustus 1949, p. 2 (online tekst op Delpher).
.jpg)
.jpg)

