Gordodon

Gordodon kraineri

Gordodon is een geslacht van plantenetende Synapsida, behorende tot de Edaphosauridae, dat tijdens het vroege Perm leefde in het gebied van het huidige Noord-Amerika. De enige benoemde soort is Gordodon kraineri.

Vondst en naamgeving

Maart 2013 vond geologiestudent Ethan Shuth tijdens een excursie om fossielen te zoeken in een wegtalud bij Alamogordo in Otero County een skelet van een synapside. Hij en zijn docent dr. Lynn Soreghan waarschuwden S.G. Lucas van het New Mexico Museum of Natural History and Science. Amanda Cantrell en preparateur Tom Suazo groeven in 2013 en 2014 het skelet op. Tijdens de berging werd de schedel per abuis door een cirkelzaag van boven naar onder in tweeën gezaagd.

Het holotype met zaagsnede

In 2018 werd de typesoort Gordodon kraineri benoemd en beschreven door Spencer George Lucas, Larry F. Rinehart en Matthew D. Celeskey. De geslachtsnaam is een combinatie van het Spaans gordo, "dik", en het Oudgrieks odoon, "tand", een verwijzing naar de gezwollen voortanden, maar ook naar Alamogordo. De soortaanduiding eert de Oostenrijkse geoloog Karl Krainer die veel paleontologisch werk in Nieuw Mexico verricht heeft.

Het holotype, NMMNH P-70796, is gevonden in een laag zandsteen van de onderste Bursumformatie die dateert uit het Asselien, ongeveer 299 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een skelet met schedel. Het omvat behalve een groot deel van de schedel de onderkaken, vijf halswervels, vier ruggenwervels, de doornuitsteeksels van twaalf wervels die een zeil vormen, maar waarvan de wervellichamen verloren zijn gegaan, de schouderbladen, de sleutelbeenderen en twee vermoedelijke vingers. Het betreft een jongvolwassen of volwassen exemplaar. Het skelet ligt grotendeels in verband. De schade in de schedel en onderkaken zorgt voor een hiaat van zes millimeter breed. Omdat de soort benoemd is in een elektronisch tijdschrift zijn Life Science Identifiers nodig voor de geldigheid erven. Deze zijn B1F6D232-47D0-47F1-B9FE-717792A51A6E voor het geslacht en 78EF19C9-5BBA-43B6-B6CE-991137105BF7 voor de soort.

Beschrijving

Grootte

Gordodon in grootte vergeleken met een mens

Het holotype is van een dier dat anderhalve meter lang moet zijn geweest. Het gewicht is geschat op vierendertig kilogram.

Onderscheidende kenmerken

Er is een aantal onderscheidende kenmerken vastgesteld. Het gaat om autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen ten opzichte van in dit geval de Edaphosauridae als geheel. Er is een unieke gebitsstructuur bestaande uit grote beitelvormige snijtanden in de praemaxilla en het dentarium door een lang diasteem gescheiden van een wangzone met een relatief korte rij van penvormige maxillaire en dentaire tanden en met tandplaten aan de binnenzijde van de onderkaak voorzien van kleine tandjes, minder dan één millimeter lang. De lengte van de schedel vóór de oogkassen is ongeveer even lang als de lengte achter de oogkassen. De beennaad tussen neusbeen en bovenkaaksbeen is relatief kort. De halswervels en voorste ruggenwervels hebben relatief lichtgebouwde wervellichamen die onderaan een dubbele kiel bezitten. De halswervels en ruggenwervels hebben lange doornuitsteeksels die twaalf kleine doornvormige bultjes op hun zijkanten dragen die willekeurig over beide zijden verdeeld zijn.

Skelet

De schedel is met een lengte van 159 millimeter relatief lang voor een edaphosauride, hoewel die in het algemeen kleine koppen hebben.

De schedel

Het gebit is opvallend heterodont. In de praemaxillae staat maar één paar grote snijtanden. Een overeenkomend groot paar in de voorste onderkaken is niet bewaard gebleven, maar wordt gesuggereerd door de grote tandkassen. Deze snijtanden zijn rechthoekig van voren bezien en driehoekig van bezijden bekeken. Een zeer lang hiaat of diasteem loopt door over het bovenkaaksbeen in een holle kromming. Geen enkele synapside buiten de Therapsida heeft zo'n groot diasteem in de bovenkaak of überhaupt een diasteem in de onderkaak. Grote diastemen duiken pas vijfennegentig miljoen jaar later op. Achter dat hiaat liggen achttien tandkassen in het bovenkaaksbeen. De acht voorste daarvan zijn groter en de zes achterste kleiner; de overgang tussen de twee typen is onduidelijk. Deze tandrij is langer dan het diasteem. De indeling van het gebit van de onderkaak spiegelt dit, hoewel het diasteem rechter is. Maalplaten met raspvormige tandjes bekleden de binnenzijden van de achterste onderkaken. Overeenkomende platen kunnen op de pterygoïden van het verhemelte gelegen hebben hoewel die bij het fossiel niet bewaard zijn gebleven. Maar zulke platen bevinden zich wel op de ploegschaarbeenderen en op een langwerpige zone op de middenlijn van het verhemelte tussen de diastemen. De onderkaak is achteraan opvallend hoog, maar vooraan is er slechts een lage "kin".

Diagram van de schedel

De romp is vrij smal, niet de tonvormige structuur van de meeste nauwe verwanten. Op de rug staat het zeil waar de Edaphosauridae beroemd om zijn. Het zeil heeft een bouw die het midden houdt tussen die van vroege soorten en afgeleide vormen zoals Edaphosaurus zelf. De doornuitsteeksels zijn overdwars afgeplat en breed in zijaanzicht. Het zeil ligt relatief achterwaarts. Vooraan ontbreekt een doornuitsteeksel op de draaier, de tweede halswervel, zodat het zeil pas bij de derde halswervel begint, net als bij Edaphosaurus. Een verschil met die soort is dat de bultjes op de zijkanten van de doornuitsteeksels niet de vorm hebben van regelmatige en symmetrische dwarsbalken, maar kleine puntige doorns zijn met een onregelmatige spreiding. Het langste doornuitsteeksel is het twaalfde in plaats van het achtste en de uitsteeksels zijn zo gekromd dat het zestiende het hoogst uitsteekt in plaats van het twaalfde. Dat brengt het zeil verder naar achter met een steiler oplopende voorrand vergeleken met afgeleide edaphosauriden waar het zeil een ronder profiel heeft.

Fylogenie

Gordodon is in de Edaphosauridae geplaatst, in een tussenliggende positie. De snuit is korter dan bij eerder soorten, maar langer dan bij latere soorten. Een basaal kenmerk zijn de lange wervels. Afgeleide kenmerken zijn de kleinere schedel en hogere onderkaken.

Het volgende cladogram toont een mogelijke positie in de evolutionaire stamboom.

Edaphosauridae 

Xyrospondylus




Bohemiclavulus




Ianthasaurus




Glaucosaurus




Gordodon




Remigiomontanus




Lupeosaurus




Edaphosaurus novomexicanus




E. boanerges




E. cruciger



E. pogonias












Levenswijze

Gordodon was een planteneter. Door de snijtanden werden plantendelen afgebeten die daarna door de kortere tanden en de maalplaten werden verwerkt. Het werd onwaarschijnlijk geacht dat de kleinere tanden voedsel direct afbeten. Ook zouden ze geen belangrijke kauwfunctie gehad hebben. Het kan dat een krachtige tong de voedseldeeltjes naar achteren bewoog.

De relatief smalle kop wijst erop dat hoogwaardig voedsel werd geselecteerd, energierijk met een laag vezelgehalte. Waaruit dat voedsel dan bestond is niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk ging het om de kegels van coniferen en palmvarens. Een laag kaakgewricht maakte een krachtige plettende functie van de kleine tanden mogelijk. De maalplaten konden geactiveerd worden door een voorwaartse beweging van de onderkaken, wat het kaakgewricht toestond. Het is ook mogelijk dat de tong uitgestoken kon worden in combinatie met beweeglijke lippen om selectief voedsel te plukken; het skelet biedt daar echter geen aanwijzingen voor.

Men concludeerde dat een kaakspier aanwezig was analoog aan de masseter bij zoogdieren. Deze spier werd de musculus adductor superficialis gedoopt. De spier stond toe de muil onder een hoek van 65° te openen.

Literatuur