Vincent Vanhalewyn

Vincent Vanhalewyn

Vincent Vanhalewyn (Ukkel, 20 mei 1974) is een Belgisch politicus voor Ecolo.

Levensloop

Vanhalewyn behaalde het diploma van Bedrijfswetenschappen aan de School of Management van de UCL. Hij begon zijn professionele loopbaan van 2000 tot 2004 als adviseur bij Casius, een internationale privé-startup die actief is in vastgoed. Vanaf 2004 was hij politiek secretaris van de Ecolo-fractie in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, een functie die hij zou bekleden tot in 2010.[1]

Sinds 2007 is Vanhalewyn gemeenteraadslid van Schaarbeek. Sinds december 2012 is hij er eerste schepen, tot december 2018 bevoegd voor Openbare Werken, Energie, Duurzame Ontwikkeling en Sociale Cohesie, daarna tot mei 2025 voor Klimaat, Openbare Ruimte, Gebouwen en Sociale Cohesie en ten slotte sinds mei 2025 belast met Klimaat, Energie, Begroting, Gelijke Kansen, Gemeentelijke Infrastructuur en Voogdij over het OCMW.

Van januari 2010 tot december 2012 was hij tevens lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. Vanhalewyn was er ondervoorzitter van de commissie Leefmilieu, Natuurbehoud, Waterbeleid en Energie en lid van de commissies Binnenlandse Zaken en Economische Zaken, Werkgelegenheidsbeleid en Wetenschappelijk Onderzoek.

Controverse

Eind juni 2005 werd Vanhalewyn door de diensten van het Brussels Parlement even ontslagen als politiek secretaris van de Ecolo-fractie. Hij had anderhalf jaar lang het salaris van een universitair uitbetaald gekregen, terwijl hij nooit een universitair diploma had overhandigd. Er werd hem meermaals gevraagd om zijn diploma te overhandigen, maar nadat dit niet was gebeurd, werd zijn contract opgezegd.[2] In zijn periode als politiek secretaris had hij onterecht een brutoloon van 35.000 euro gekregen. Vanhalewyn heeft dit salaris nooit terugbetaald en rechtvaardigde dit door te stellen dat hij geen verzoek tot terugbetaling had gekregen. In de veronderstelling dat ze het diploma hadden moeten vragen voordat ze het contract ondertekenden, hebben de diensten van het Brusselse parlement nooit om terugbetaling gevraagd.[3][4]