Spathagnathus
.png)
Spathagnathus is een geslacht van pterosauriërs, behorend tot de Pterodactyloidea, dat tijdens het late Jura leefde in het gebied van het huidige Duitsland. De enige benoemde soort is Spathagnathus roeperi.
Vondst en naamgeving
In 1993 vonden Simone Kaulfuß, Maren Sendelbach en Andreas Heiner, studenten aan de Schule für Präparationstechnische Assistenten te Bochum, in de kalksteengroeve van Brunn de snuit van een pterosauriër. Sinds dat jaar werd de groeve systematisch uitgegraven onder leiding van Martin Röper and Monika Rothgaenger en ze lieten leerlingen van de vakopleiding voor preparateurs oefenen in het ontdekken en veiligstellen van fossielen, voornamelijk bestaande uit basale vissen. Pterosauriërvondsten zijn er zeldzaam met als belangrijkste uitzondering het typespecimen van Bellubrunnus. Het specimen werd toegevoegd aan de collectie van de Bayerische Staatssammlung für Paläontologie und Geologie te München. Na preparering werd het in 2017 kort beschreven door Oliver Rauhut e.a. Men concludeerde dat het een nieuwe soort betrof, wellicht een lid van de Gnathosaurinae. Aangekondigd werd dat die soort in een apart artikel benoemd zou gaan worden.
In 2025 werd de typesoort Spathagnathus roeperi benoemd en beschreven door Alexandra E. Fernandes, Helmut Tischlinger, Monika Rothgaenger en Oliver Walter Mischa Rauhut. De geslachtsnaam is afgeleid van het Latijn spatha, "spatel", een verwijzing naar de spatelvormige snuit en het Grieks gnathos, "kaak". De soortaanduiding eert wijlen Röper die lange tijd directeur was van het Bürgermeister Müller Museum in Solnhofen.
Het holotype, SNSB-BSPG 1993 XVIII 1006, is gevonden in de Plattenkalk aan de zuidelijke rand van het Pfraundorf-Heitzenhofenbassin, in de Ebenwiesafzetting van de Torleiteformatie die dateert uit het late Kimmeridgien, ruim 151 miljoen jaar oud. Het bestaat uit de voorste snuit de praemaxillae omvattend en de voorste bovenkaakbeenderen, verticaal platgedrukt op een plaat en tegenplaat. Meer achteraan zijn dertien of veertien tanden bewaard, in de voorste rosette zijn via een CAT-scan nog wat resten van minstens vier voorste tanden zichtbaar. De platen tonen de schedel van de onderkant. De randen van de rosette zijn beschadigd. Ze zijn ook vrij dun. Dat kan erop wijzen dat het individu nog niet volgroeid was. Daartegen spreekt dat de praemaxillae al vergroeid zijn.
Beschrijving
.png)
De bewaarde snuit is 36,9 millimeter lang. De beschrijvers beklemtoonden dat daaruit geen vleugelspanwijdte uit afgeleid kon worden. Andere Gnathosaurinae hebben een vlucht van 1,7 tot 3,6 meter.
De beschrijvers stelden enige onderscheidende kenmerken vast. Sommige daarvan zijn autapomorfieën, unieke afgeleide eigenschappen. De tanden zijn musiform ofwel banaanvormig en zijn zijwaarts gericht. De omtrek van de tanden neemt toe van de voorkant naar de achterkant van de snuit. De textuur van het tandglazuur is sterk geaderd. De tanden hebben zeer robuuste snijranden.
Daarnaast is er een unieke combinatie van op zich niet unieke kenmerken. De snuit is verticaal afgeplat met vooraan een zijwaartse spatelvormige verbreding van de praemaxillae. Het tandglazuur bedekt bij benadering de helft van de tandkroon.
Fylogenie
Spathagnathus is binnen de Ctenochasmatidae in de Gnathosaurinae geplaatst, in een afgeleide positie als zustersoort van Tacuadactylus uit Uruguay. Hij is daarmee, afhankelijk van de precieze ouderdom van Lusognathus, mogelijk de oudste bekende gnathosaurine.
Het volgende kladogram toont de positie in de evolutionaire stamboom.
| Ctenochasmatidae |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levenswijze
De Ctenochasmatidae hebben in het algemeen dunne lange tanden die kennelijk gebruikt werden om voedsel uit het water te filteren. Bij de Gnathosaurinae echter zijn de tanden meestal wat dikker. Bij Spathagnathus kunnen de kromme dikke tanden gebruikt zijn om de pantsers van kleine schaaldieren, zoals kreeftjes, te kraken. Doordat die tanden meer achteraan stonden, was de bijtkracht er hoger. Hoe meer naar achteren de tand stond, des te groter de diameter. Het dikke en geribbelde tandglazuur kon die kracht ook beter weerstaan. Dit wordt bevestigd door sterke slijtage aan de tandspitsen. Dikker dentine verankerde de tanden stevig in de kaken.
Literatuur
- Rauhut, O.W.M., López-Arbarello, A., Röper, M., & Rothgaenger, M. 2017. "Vertebrate fossils from the Kimmeridgian of Brunn: The oldest fauna from the Solnhofen Archipelago (Late Jurassic, Bavaria, Germany)". Zitteliana, 89: 305–329
- (en) Fernandes, Alexandra E., Tischlinger, Helmut, Rothgaenger, Monika, Rauhut, Oliver W. M. (6 juni 2025). A new species and the earliest occurrence of the Gnathosaurinae (Pterosauria) from the Late Kimmeridgian of Brunn, Germany. PalZ . ISSN:0031-0220. DOI:10.1007/s12542-025-00725-0.