Samuel Berenstein
| Samuel Berenstein | ||||
|---|---|---|---|---|
| ||||
| Hoofdambt | Opperrabbijn van Groningen, Friesland, Amsterdam en Amersfoort | |||
| Religie | Jodendom | |||
| Plaats | Nederland | |||
| Stroming | Asjkenazische Joden | |||
| Echte naam | Samuel ben Berish Berenstein | |||
| Geboortedatum | 1773 | |||
| Geboorteplaats | Hannover | |||
| Sterfdatum | 21 december 1838 | |||
| Sterfplaats | Amsterdam | |||
| Spiritueel ambt | ||||
| Ambt | Opperrabbijn van Amsterdam | |||
| Periode | 1815-1838 | |||
| Voorganger | Jacob Moses Lowenstamm | |||
| Opvolger | Joseph Hirsch Dünner | |||
| Ander ambt | Grootrabbijn Opperconsistorie | |||
| Periode | 1811-1814 | |||
| Andere ambten | Opperrabbijn van Groningen (1802-1808), Friesland (1808-1811) en Amersfoort (1815-1838) | |||
| ||||
Samuel ben Berish Berenstein (Hannover, 1773 - Amsterdam, 21 december 1838) was een Duits rabbijn en opperrabbijn van achtereenvolgens Groningen, Friesland, Amsterdam en Amersfoort.[1]
Biografie
Samuel Berenstein werd in 1773 geboren in Hannover in een geslacht van rabbijnen en geleerden. Zijn vader was opperrabbijn van Hannover en kleinzoon van de beroemde rabbijn Jacob Joshua Falk, auteur van het werk Pene Yehoshua.[1] Berenstein trouwde met Rebecca Rosalie Lowenstamm, de dochter van rabbijn Jacob Moses Lowenstamm, en verhuisde met haar naar Amsterdam, waar zijn schoonvader opperrabbijn werd.[2]
In 1802 werd Berenstein opperrabbijn van het synagogaal ressort Groningen, waarna in 1808 Friesland volgde. In 1811 werd hij naar Amsterdam beroepen om grootrabbijn van het door koning Lodewijk Napoleon ingestelde Opperconsistorie (1808-1814) te worden. Vier jaar later volgde hij Lowenstamm op en werd opperrabbijn van de Grote Synagoge in Amsterdam; Berenstein was daarmee de eerste opperrabbijn van het in 1814 opgerichte Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap.[2] Ook was hij de eerste opperrabbijn die zijn leerreden in het Nederlands uitsprak, waarvan er meerdere zijn gepubliceerd en opgenomen in de collecties van het British Museum en de Bibliotheca Rosenthaliana.[1] Vrij snel na zijn benoeming kreeg Berenstein ook de geestelijke leiding over het synagogaal ressort Amersfoort. Koning Willem I had een goede relatie met de opperrabbijn en toonde interesse in zijn lessen.[1]
Samuel Berenstein overleed in 1838 in Amsterdam na een langdurig ziekbed op 66-jarige leeftijd.[3] Hij werd begraven op de Joodse begraafplaats te Muiderberg.[4] Berenstein werd als opperrabbijn pas na 35 jaar opgevolgd door Joseph Hirsch Dünner.[2] Berend Berenstein, zijn oudste zoon, was al Av Beet Dien in Amsterdam en volgde zijn vader daar op als rabbinaal assessor.[1] Hij werd in 1848 zelf ook benoemd tot opperrabbijn van Den Haag.[5]
Bibliografie
Een selectie van Berensteins leerredes en gebeden die zijn uitgegeven:
- Leerrede over Jesaja 26:15-17 (1804) J.L. Zeehuisen, Groningen[6]
- Leerrede over Psalm CXII: vers 9, gehouden in de Joodsche Kerk te Groningen, op zondag den 25 januarij 1807, bij gelegenheid der gedane oproeping van Zijne Majesteit den Koning van Holland, ter mildadige ondersteuning, voor de, op den 12den january 1807, zoo zeer ongelukkig geworden inwoners der stad Leyden (1807), leerrede bij de buskruitontploffing te Leiden.[7]
- Neêrlands bededag op den 2den December 1832 of Verslag der viering van dezen dag, zoo als dezelve heeft plaats gehad in de Nederlandsche Israëlitische Synagoge, te Amsterdam (1832)
- Hebreeuwsche gebeden, welke ter afwering der verschrikkelijke ramp der cholera in alle de Nederlandsche Israëlitische synagogen zullen gedaan worden, en Orde der gebeden, welke de Nederlandsche Israëliten hemelwaarts opzenden om de cholera te doen ophouden, en hare verderfelijke uitbreiding tegen te gaan (1832), beiden naar aanleiding van de cholera-uitbraak in Nederland van 1832.
Galerij
-
Opperrabbijn van Amsterdam Samuel Berenstein (Morris Jacob Dessaur, 1838) -
Rouwprent aangeboden aan de raad van Amsterdam na het overlijden van opperrabbijn Berenstein in 1838
- Blok, P.J., Molhuysen, P.C. (1924). Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6. - Samuel Berenstein. A.W. Sijthoff, Leiden.
- Inventarissen - Archief van de Familie Berenstein - Stadsarchief Amsterdam
- ↑ a b c d e (en) C. Adler, I. Singer (1901). The Jewish Encyclopedia. Ktav Publishing House, p. 57-58. Geraadpleegd op 6 juni 2025.
- ↑ a b c Dr. D.M. Sluis, "De installatie van den opperrabbijn Samuel Berenstein", Nieuw Israëlietisch Weekblad, 22 juni 1917. Geraadpleegd op 6 juni 2025.
- ↑ "Amsterdam, zaterdag 22 december", Algemeen Handelsblad, 24 december 1838. Geraadpleegd op 5 juni 2025.
- ↑ "Begrafenis Opperrabbijn Dr. J. H. Dünner", Het Nieuws van den Dag, 19 oktober 1911. Geraadpleegd op 5 juni 2025.
- ↑ P.J. Blok, P.C. Molhuysen (1924). Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6. - Berend Berenstein. A.W. Sijthoff, Leiden. Geraadpleegd op 6 juni 2025.
- ↑ "Advertentie", Groninger Courant, 16 maart 1804. Geraadpleegd op 5 juni 2025.
- ↑ "Advertentie", Ommelander Courant, 1 mei 1807. Geraadpleegd op 5 juni 2025.
| Voorganger: I. Lemming |
Opperrabbijn van Groningen 1802-1808 |
Opvolger: A.I. Deen |
| Voorganger: - |
Opperrabbijn van Friesland 1808-1811 |
Opvolger: A.I. Deen |
| Voorganger: J.M. Lowenstamm |
Opperrabbijn van Amsterdam 1815-1838 |
Opvolger: J.H. Dünner |
