Macrolichenen

De naam macrolichenen ("grote korstmossen") wordt gebruikt voor de bladvormige en de struikvormige korstmossen samen. Er worden twee hoofdtypen van bladvormige korstmossen onderscheiden: de laciniate (gelobde) en de umbilicate (slechts op een punt vastgehechte) bladvormige korstmossen.

Struikvormige korstmossen

De struikvormige korstmossen zijn vertakt en slechts op een punt bevestigd aan het substraat. De groeivorm van het thallus wordt gekenmerkt door vertakkende, bandvormige of ronde lappen.

Laciniate korstmossen

De bladvormige korstmossen hebben thallus-lobben, die een duidelijk verschillende onder- en bovenzijde hebben. Deze lobben liggen ten minste gedeeltelijk vrij van het substraat en zijn er niet mee vergroeid, maar kunnen wel met rhizinen aan het substraat bevestigd zijn (bij voorbeeld: gewoon schildmos, Parmelia sulcata).

Umbilicate korstmossen

Tot de bladvormige korstmossen worden ook de umbilicate korstmossen gerekend. Het zijn in het midden aan de onderzijde aan het substraat is vastgehechte bladvormige korstmossen met een schildvormig thallus. De soorten van het geslacht Umbilicaria hebben een umbilicaat thallus.