Adolf Carel Bentinck van Nijenhuis

Adolf Carel Bentinck van Nijenhuis
Adolf Carel Bentinck van Nijenhuis
Algemeen
Volledige naam Adolf Carel baron Bentinck van Nijenhuis
Geboren 's-Gravenhage, 20 augustus 1764
Overleden Wijhe, 11 maart 1837
Partij Regeringsgezind
Functies
1791-1792 lid Staten van Overijssel voor het kwartier Twente
1814 lid Vergadering van Notabelen
1814-1815,
1820-1835
lid Provinciale Staten van Overijssel
1815 buitengewoon lid Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden
1815-1819 lid Tweede Kamer der Staten-Generaal
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Adolf Carel baron Bentinck van Nijenhuis ('s-Gravenhage, 20 augustus 1764 - Wijhe, 11 maart 1837) was een Nederlands politicus.

Adolf Carel was een lid van de Overijsselse ridderschap, generaalszoon uit een aanzienlijke familie, die vanaf 1814 bestuurlijk actief was. Hij was enige tijd bestuurder in het arrondissement Deventer. Hij had zitting in de Vergadering van Notabelen die in 1814 over de Grondwet besliste en werd daarna lid van de Provinciale Staten en buitengewoon lid van de dubbele Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden (8 - 19 augustus 1815) voor de goedkeuring van de grondwet van 1815. Na 1815 was hij vier jaar Tweede Kamerlid en daarna opnieuw lid van de Provinciale Staten.

Hij trouwde op 26 april 1789 te Deventer met Marie Françoise van Aerssen Beijeren (Meteren, 22 september 1767-Wijhe, 6 oktober 1807). Zij was een dochter van Albrecht Nicolaes van Aerssen Beijeren (1723-1805) heer van Voshol, Triangel en Hoogerheide en Luitenant generaal der infanterie en commandant van Deventer en Josine Anna Mechteld Bentinck (1727-1790). Het echtpaar kreeg elf kinderen, waaronder:

Marie overleed in 1807 in het kraambed. Adolf Carel kreeg hierna een verhouding met zijn dienstmeid Hillegonda van Sichem. Hij zou met haar nog negen kinderen krijgen. Toen hij in 1822 met haar trouwde, moesten vier kinderen nog officieel worden geëcht.[1]

Adolf Carel werd in 1784 beleend met de havezate Hoikink, die hij van zijn vader had geërfd. Het herenhuis liet hij rond 1810 afbreken.[1]